Zes maanden na de eerste schok

September 2020

Zes maanden na de eerste schok

September 2020

De eerste berichten over de effecten van Corona op de Nederlandse economie kwamen in februari. Snel daarna werd al gesproken over de grootste economische crisis sinds WOII. Prognoses worden steeds meer aangevuld met reële gebeurtenissen bij bedrijven die mensen moeten ontslaan of zelfs hun deuren moeten sluiten.

Is er al iets te duiden van de aard van de impact op de economie? Ja, dat kan. Als we alle berichten op ons in laten werken, dat blijkt dat we natuurlijk grote gevolgen ervaren van de 1,5 meter afstand. Maar het feit dat veel burgers en bedrijven al een half jaar de adem inhouden bij grote uitgaven heeft een minstens zo groot effect. En daarin lijkt deze crisis op de crises die we elke tien jaar ongeveer hebben. We weten dat een economie in zo’n periode versneld wordt opgeschud, met alle verdriet én kansen van dien. En tegelijkertijd is dat een goede aanleiding om als regio of sector na te gaan hoe je daarin wat kunt sturen.

Om te beginnen: ook in een jaar van economische groei is er onder de oppervlakte heel wat turbulentie. Ook dan beëindigen bedrijven activiteiten omdat ze door digitalisering overbodig zijn geworden, omdat de kosten van energie of uitstoot de pan uitrijzen, omdat het in een ander land goedkoper kan of omdat consumenten geen behoefte meer hebben aan hun aanbod. Maar er komen ook altijd nieuwe activiteiten op. Er verdwijnen bedrijven en banen en er ontstaan nieuwe. Daarnaast wisselen mensen van baan. Het SCP registreert dat onder normale omstandigheden een groei van het aantal banen van 2% bij een werkgever de resultante is van 10% uitstroom en 12% instroom.

In een crisis gaat de krimp op allerlei plekken zo snel dat de groei elders dat niet meer op kan vangen. En in een crisis gebeurt nog iets: omdat burgers en bedrijven niet weten hoe lang het duurt en hoe het hen raakt, houden ze hun hand op de knip en stellen nieuwe machines, nieuwe vrachtauto’s of een verhuizing uit.

De actuele crisis startte met de realiteit dat consumenten wel hadden willen uitgeven maar door allerlei maatregelen niet konden. Theaters, winkelstraten en horeca bleven leeg en zelfs sommige fabrieken werden even stilgelegd. Nu mag er meer, maar worden tegelijkertijd de structurele effecten van de crisis zichtbaar. Economen weten dat bij een terugval van de economie veel verloren gaat dat vaak tijd vergt om weer terug te komen. Het CPB heeft dat recent voor ons samengevat. Net aangeschafte en ingeregelde machines zijn na een faillissement niet snel meer zo productief te maken bij een ander bedrijf. In een ingelopen keten met allerlei toeleveranciers kan de uitval van één bedrijf niet van de ene op de andere dag gecompenseerd worden door een ander bedrijf. Werkloosheid is voor ieder die het overkomt een forse klap, economen zien nog wat anders. Werknemers die werkloos raken zijn niet alleen op dat moment niet productief meer, maar zullen als ze weer aan het werk zijn tijd nodig hebben om hun oude productiviteit te halen. Dat kan overigens ook anders uitpakken. Werknemers die in hun oude bedrijf niet meer voor verrassingen konden zorgen, kunnen hun ervaring bij nieuwe collega’s opeens wel tot bloei laten komen. Als bedrijven een complexe keten aan toeleveranciers vervangen door versnelde robotisering kan de productiviteit juist stijgen.

Dit zijn de ‘normale’ effecten die zich in alle crisissen voordoen. Individuele bedrijven kunnen daarin het verschil maken. In elke bedrijfstak veranderen sommige bedrijven sneller dan andere. De bedrijven die het beste uit een crisis komen zijn de bedrijven die achteraf gezien het meest innovatief waren. Maar het is niet zo dat alle innovatieve bedrijven overleven. Innoveren is noodzakelijk voor een sector en een land, maar een risico voor de bedrijven die het doen: het kost tijd en geld. Juist de gedwongen stilstand in de eerste Coronamaanden heeft sommige bedrijven de ruimte gegeven een nieuwe koers te verkennen. Of een bedrijf de crisis overleeft of er zelfs beter uitkomt wordt door meer factoren bepaald, zoals de aanwezige reserves. Familiebedrijven met afbetaalde panden en machines hebben meer vlees op de botten dan bedrijven die veel rente en aflossing op leningen hebben te betalen, zoals Hema. Dat maakt dat in sectoren als de bouw of de retail sommige bedrijven groeien en anderen krimpen of zelfs moeten afhaken. In een crisis komt menselijk kapitaal beschikbaar door bedrijven die moeten krimpen of stoppen, voor bedrijven die door innovatie, aansluiting bij veranderende klantwensen of een gezonde financiering wel kunnen groeien. En door een crisis komen voelen mensen en bedrijven meer urgentie om in actie te komen. Als dat goed gaat, leidt dat tot groei van productiviteit en gaan de transities op de arbeidsmarkt zo snel dat de werkloosheid beperkt blijft. Dat is waar overheden, economic boards, kennisinstellingen en branches zich op richten.

De combinatie van nationale en internationale vraaguitval (burgers en bedrijven geven minder uit) en menselijk kapitaal dat op de bank komt te zitten, zullen ook in deze crisis het meeste effect hebben. Daarbij heeft Corona ook vier andere, unieke, effecten.

  1. Economen zijn steeds beter gaan begrijpen dat nabijheid economische waarde heeft. Artiesten verdienden minder aan albums en meer aan de beleving van concerten met zo veel mogelijk mensen bij elkaar. Bedrijven en bewoners trekken naar de dichtbevolkte steden in plaats van naar de ruimte van de periferie. Nabijheid als beleving voegt waarde toe- en dat kan nu opeens veel minder. Voor een deel omdat het niet mag, voor een deel omdat consumenten drukke winkelstraten, zeker in gebieden met veel besmettingen, mijden. Contactbeperkingen leiden ook tot nieuwe vindingen als intelligente gezichtsmaskers en coronabuzzers en tot andere manieren van werken.
  2. Digitalisering. Een periode van enkele maanden waarin bankkantoren gesloten zijn geweest, was genoeg om veel klantcontact te digitaliseren. Bezuinigen op het kantorennetwerk is dan een logische stap, zeker nu banken door de crisis moeten gaan afschrijven op leningen. Ook in het onderwijs aan jongeren en volwassenen zijn veranderingen blijvend, en thuiswerken en thuiswinkelen hebben een blijvende duw gehad, met alle gevolgen voor de sectoren als woningbouw, vastgoed en mobiliteit. Wat als op kleine deelkantoren in woonwijken werknemers van meerdere bedrijven op dezelfde werkvloer aan de slag zijn? Als dit echt doorzet zullen ook minder investeringen in infrastructuur nodig zijn. Ook de gezondheidssector innoveert: in Utrecht is een digital-first huisartsenpraktijk geopend.
  3. Verduurzaming. Fossiele brandstoffen en vervoermiddelen stonden al onder druk. Het thuiswerken en de halvering van het vliegverkeer hebben daar nog eens een bovenproportionele impuls toegediend. Shell schrijft af op haar oliereserves en op de beurs wordt bodemonderzoeker Fugro ingehaald door laadpalenfabrikant Deze financiële bewegingen zijn veel groter dan de feitelijke veranderingen in volume van fossiele respectievelijk duurzame energie, maar kennelijk is een kleine zet reden voor burgers, bedrijven en beleggers om de koers versneld te verleggen. De tijdelijke terugval is een katalysator voor een langer lopende transitie.
  4. Vermindering van internationale afhankelijkheden. Landen en bedrijven hebben gemerkt dat verre toeleveranciers tot meer risico’s leiden. Hun productie kan stilvallen, transportkanalen kunnen uitvallen en het uitvallen van één toeleveranciers kan een complete productie laten stilvallen. Ondernemers gaan na of ze productie niet meer bij huis moeten organiseren. Dit betreft nu nog vooral discussie en plannen, maar kan op de lange termijn veel impact hebben.

“Als dit de tijdelijke en structurele effecten van Covid19 zijn, wat kun je doen als economic board, gemeente, provincie of sector?”

  1. Als je weet dat meer werknemers hun baan gaan verliezen maar er nog steeds vacatures zijn, is het zaak werkzoekenden zo snel mogelijk naar deze vacatures te brengen en daarvoor om te scholen. Succesvolle van-werk-naar-werk transities vergen een regionale aanpak want werkenden willen graag in hun eigen regio een nieuwe baan vinden. Hier weten we al veel over hoe het werkt, en is de uitdaging om dit op grote schaal uit te rollen.
  2. Spannender is wat je wilt en kunt doen voor bedrijven. De huidige maatregelen van het kabinet differentiëren niet naar activiteiten; hoogstens steunen ze de allerergst getroffen sectoren wat meer. Ook bedrijfsactiviteiten die na een jaar toch zouden moeten stoppen, zijn in de lucht gehouden. Idealiter verschuiven bedrijven naar die activiteiten die ook in de toekomst nog houdbaar zijn. En omdat de toekomst onzeker is vergt het überhaupt de vaardigheid in te kunnen spelen op veranderingen. Dat vraagt van bedrijven willen reflecteren, de competentie hebben hun strategie te herijken en die te implementeren. Met elkaar staan accountmanagers van gemeenten, ROM’s, brancheorganisaties en O&O fondsen in verbinding met honderden ondernemers in een regio. Maar er zijn nog weinig regio’s die voor ondernemers ook laagdrempelige steun beschikbaar hebben om de strategie tegen het licht te houden. Werkenden kunnen nu 700 euro besteden aan loopbaanadvies – wat zou er gebeuren als we alle bedrijven toegang geven tot snelle strategische scans en begeleiding bij een plan? De SLIM-regeling is een mooi voorbeeld, maar schiet in volume ruim tekort. Nu ondernemersevents zijn afgelast en netwerken aan de rand van het voetbalveld minder goed lukt, moeten we nadenken over andere contactmomenten voor bedrijven. Ook in kleine netwerkjes kunnen ondernemers van elkaar leren. En onderschat niet de infrastructuur die mbo, hbo en zelfs universiteiten daarin kunnen bieden.
  3. Zo’n strategie sluit bij voorkeur aan bij regionale sterkten. Dit sluit aan bij de aanpak die steeds meer regio’s al volgen door in beeld te brengen waar de sterkten van onderzoek, onderwijs en bedrijven samenvallen met de uitdagingen van de regio. Een gedeeld idee daarover helpt individuele onderzoekers en bedrijven bij hun keuzen. Het is winst als een regio zo’n actueel en gedeeld toekomstbeeld heeft – maar hierin is nog veel te winnen. En een provincie of gemeente kan dit vervolgens ondersteunen met investeringen of regelgeving. Juist dit is de tijd om te investeren in intelligente wijken, innovatieve kademuren, deelmobiliteit, gezonde schoolgebouwen of drijvende woonwijken.

Na het dempen van de eerste schok zien we dat regio’s en sectoren nu nadenken over hun structuurversterkende bijdrage aan de economie en daarmee samenleving. Birch, UU en TiU bieden onder de noemer EVER (economische veerkracht van regio’s) een platform waarin regio’s elkaar ontmoeten en data en kennis delen en ophalen. Want regio’s hebben de kans niet alleen terug te veren maar vooral op een hoger pad terecht te komen na de crisis. Hoe cru het ook klinkt: hoe meer mensen en kapitaal niet meer nodig zijn op hun huidige plek, hoe meer het beschikbaar komt voor wat nieuws.