Investeren in R&D ten tijde van arbeidsmarktkrapte?
Wat is er sinds 2015 gebeurd en hoe kijkt Birch vooruit?
Investeren in R&D ten tijde van arbeidsmarktkrapte?
Wat is er sinds 2015 gebeurd en hoe kijkt Birch vooruit?
Laatste blog
Meer informatie

Het stof van het nieuwe coalitieakkoord is maar net neergedaald, of een wereldwijde verandering dient zich aan. De tragische oorlog in Oekraïne heeft vreselijke gevolgen voor de Oekraïense bevolking maar zal ook zijn weerslag hebben op de wereldeconomie en onze economie. Er verandert veel in korte tijd, plannen worden gesmeed, uitgevoerd en aangepast.
Ook bij Birch merken we dit natuurlijk. We proberen steeds dat wat om ons heen gebeurt zo goed mogelijk te duiden. Sinds deze maand ook op onze nieuwe site. De oude site stamde alweer uit 2015. Wat is er tussen toen en nu veranderd? Jan Peter van den Toren zet de opmerkelijkste ontwikkelingen op een rij en blikt vooruit. De nieuwe geo-politieke verhoudingen kunnen gevolgen hebben voor onze economische groei en de bestedingen van de overheid. Tegelijkertijd heeft het nieuwe kabinet een koers ingeslagen om met forse investeringen innovatie en verduurzaming te versnellen. Hoewel we niet weten of de bedragen blijven wat ze in het regeerakkoord waren, is het goed de nieuwe koers van onze beleidsmakers te duiden.
De demografische realiteit
Ik zag het voor het eerst tijdens de zomer van 2020. Op het terras nam niet een medewerker onze bestelling op, maar kon ik die in een app uitzoeken en afrekenen. Het was toen bedacht als contactbeperkende maatregel, maar het zou wel eens een blijvertje kunnen zijn. De coronacrisis heeft heel even een periode van oplopende werkloosheid opgeleverd, maar de demografische realiteit van structurele arbeidsmarktkrapte is weer terug. Het cohort 55-65’ers dat de komende jaren de arbeidsmarkt verlaat, is met 2,4 miljoen ruim groter dan het cohort 10-20-jarigen dat met 2 miljoen Nederlanders beschikbaar komt.
Door de vergrijzing hebben meer mensen zorg nodig en zijn er minder mensen beschikbaar om die te leveren. Daarom zetten is onze inzet op digitalisering en sleuteltechnologieën zoals kwantumtechnologie en artificial intelligence niet meer alleen nodig voor ons verdienvermogen, maar ook om arbeidstekorten op te vangen. En Nederland staat voor meer transities. Naast de zorg hebben we grote opgaven op het terrein van klimaat, energie en circulariteit en willen we onze brede welvaart versterken.
Investeren in transities
Geen wonder dat de komende kabinetsperiode fors wordt geïnvesteerd in deze transities. Door de kan het nieuwe kabinet zich opstellen als grote (tijdelijke) investeerder. Het vorige kabinet was al gestart met het Groeifonds, om daarmee in vijf jaar tijd in totaal 20 miljard te investeren. De start was overigens relatief bescheiden: bij de eerste ronde, in 2021, werd maar 646 miljoen direct uitgekeerd en 3,5 miljard gereserveerd. Het nieuwe kabinet kiest nog meer voor de route van investeringsfondsen. Namelijk:
Een Klimaat- en transitiefonds van 35 miljard euro voor de komende 10 jaar en een bescheiden begin: tot en met 2025 verwacht het kabinet 6,1 miljard euro uit te geven uit het Klimaatfonds.
Een Stikstoffonds van 25 miljard euro tot en met 2035. Tot 2025 is de investering ook nog bescheiden met 3,5 miljard euro.
Het Nationaal Groeifonds wordt niet meer verspreid over drie doelen, de pijler infrastructuur vervalt en alle 20 miljard euro wordt besteed aan de pijlers kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Over de jaren 2022-2025 zou het dan gaan om een bedrag van 13,7 miljard euro.
Het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap steunt de begroting van OCW met 5 miljard euro in tien jaar, waarvan 2 miljard euro tijdens deze kabinetsperiode. Over de jaren 2022 tot 2025 wil het nieuwe kabinet zo jaarlijks extra uitgaves doen aan innovatie. Van 2 miljard euro in 2022 tot bijna 5 miljard euro in 2025.
Vanuit kennis gedacht
Wie een stap terugdoet in de tijd, ziet hoe omvangrijk de plannen van het kabinet zijn. Net na de eeuwwisseling moest Nederland in hoog tempo overschakelen naar een strategie gericht op kennis en innovatie. We hadden lang gedacht ons internationaal overeind te kunnen houden met loonmatiging en een flexibele verzorgingsstaat. In 2006 kwam voor het eerst een brede coalitie van bedrijfsleven, onderwijs en onderzoek samen voor een (KIA). Zij brachten in beeld welke investeringen nodig zouden zijn voor de omslag naar een kenniseconomie –toen zes miljard op jaarbasis.
In 2007 werd Robbert Dijkgraaf een van de trekkers van deze agenda en de agenda kreeg opvolging. Investeringen in wetenschap en innovatie werden steeds omvangrijker. In 2010 kreeg het topsectorenbeleid vorm, maar door de financiële crisis liepen de publieke investeringen na 2011 juist weer terug. Pas in 2016 waren de publieke uitgaven aan R&D weer op het niveau van 2011. De opvolger van de KIA-coalitie, de Kenniscoalitie, was er dan ook niet gerust op. Zij pleitte in 2020 aan de vooravond van de verkiezingen voor een extra investering in onderzoek en innovatie die de komende tien jaar elk jaar met minimaal 300 miljoen euro groeit. Dat lijkt het nieuwe kabinet te realiseren – zij het nog tijdelijk en niet structureel.
Vernieuwingen in crisistijd
Deze groeiende investeringen komen twee jaar na het begin van de coronacrisis. Als Birch monitoren we samen met de universiteiten van Utrecht en Tilburg en veertig partners in het land de gevolgen van de Corinacrisis. We letten op weerbaarheid en wendbaarheid. De Oekraïnecrisis maakt zichtbaar hoe snel een schok kan ontstaan.
Een crisis versnelt over het algemeen de vernieuwing van een economie, maar heeft wel vaak een lange negatieve nasleep. Eerdere crisissen werden bijvoorbeeld vaak gevolgd door oplopende overheidstekorten en bezuinigingen, waardoor het herstel extra lang duurde. Bij de financiële crisis van 2009 duurde het tot 2016 voor de werkgelegenheid weer op het oude niveau terug was.
Nu doen we in dit land het tegenovergestelde, we versterken het herstel door publieke co-investeringen in onderzoek en innovatie, en dat is op zich wijs beleid. In de Corinacrisis is wel iets unieks gebeurd: deze crisis is gedempt door enorme steunpakketten, waardoor de werkgelegenheid al na vijf kwartalen terug was op het oude niveau. Voor het eerst sinds de jaren zeventig is het aantal vacatures zelfs groter dan het aantal ingeschreven werkzoekenden. Dan lijkt nog meer investeren olie op het vuur. Zijn er genoeg mensen te vinden om al die extra investeringen ook te realiseren?
Blik op de toekomst
Vanuit ons dagelijks werk wil ik nog wel wat meegeven. Ik denk dat deze tijdspanne van investeren veel op kan leveren voor het land – als we maar een paar vanzelfsprekendheden los willen laten:
- Minder banen zijn soms beter dan meer. De voorstellen bij de eerste ronde van het Groeifonds, beschreven hun toegevoegde waarde in BBP én in groei van banen. Ze zijn geschreven in de zomer van 2020 en met de onzekerheid van toen was dat logisch. Maar als voorstellen ingediend bij het Groeifonds of een ander fonds door digitalisering, robotosering en uitbesteding leiden tot besparing op banen, dan is dat nu niet erg. De begrensde hoeveelheid menselijk kapitaal kan dan beschikbaar blijven voor dat wat we niet graag robotiseren of verplaatsen naar het buitenland, zoals de zorg of het onderwijs. We hoeven niet alle productie en logistiek naar dit kleine land toe te trekken.
- Laat menselijk kapitaal terechtkomen bij de bedrijven die daar de meeste waarde mee realiseren. laat zien dat in de industrie de frontierbedrijven, oftewel de beste 10%, drie tot wel zevenmaal zo productief zijn als de laggards, de 10% minst productieve bedrijven. In deze crisis blijkt tegelijkertijd hoezeer mensen in staat zijn om van plek te wisselen. In de eerste anderhalf jaar van de crisis is het aantal banen per saldo niet veranderd. Maar als we kijken naar wat er op beroepsniveau gebeurt, dan blijkt dat in deze anderhalf jaar het aantal werkenden op het hoogste niveau 4 (zeer complexe, gespecialiseerde taken) is gestegen met 300.000. Terwijl het aantal werkenden op niveau 2 (weinig tot middelmatig complexe taken) met ongeveer hetzelfde getal is gedaald.
De groei op niveau 4 is goed voor het land en is gemiddeld ook een kans voor mensen die hun baan moeten of willen verlaten. De helft van de baanopeningen op niveau 4 wordt namelijk vervuld door mensen die afkomstig zijn van niveau 1,2 of 3. Voor alle ambities die ons land wil realiseren is het niet erg als werknemers verschuiven van laag- naar hoogproductieve bedrijven. Zeker als ze dan ook nog een baan vinden die een beter beroep doet op wat ze al in huis hebben. Maar dat vergt wel dat deze werknemers daarin geschoold en begeleid worden. - Meer bedrijven dienen toegang krijgen tot de laatste kennis, goed opgeleide schoolverlaters én de hulp om die effectief in te zetten. Er komen enorme hoeveelheden nieuwe kennis beschikbaar met de investeringen van het Groeifonds en het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Die moeten uiteindelijk hun weg vinden naar bedrijven en andere werkgevers. Publiek-private samenwerking (PPS) rond het beroepsonderwijs speelt daarin een belangrijke rol. Er zijn nu zo’n twaalfduizend bedrijven die deelnemen aan zo’n PPS, en we hebben recent met uitgerekend dat als er nog eens tienduizend bedrijven de weg weten te vinden naar een PPS, de welvaart van Nederland een impuls krijgt van 4 miljard – zónder extra mensen.
Elke gelijkenis met het portfolio van Birch berust niet op toeval. We denken graag mee over de ambities en transities van dit land – en staan tegelijk met onze voeten in de klei van regio’s, scholen en fieldlabs. Veel plezier op onze nieuwe website!